maandag 19 januari 2009

Les 3: Indianendorp maken

Les 3: Indianendorp maken:

Tijdens deze les gaan de leerlingen zelf bedenken hoe zij een Indianendorp in zouden richten. Wel moeten de leerlingen zich houden aan bepaalde richtlijnen omdat een Indianendorp toch altijd wel typerende kenmerken heeft. Het is wel de bedoeling dat de leerlingen hun eigen creativiteit erop los kunnen laten. De leerkracht stelt dus niet al te veel eisen aan de opdracht, zo kan de leerkracht ook goed kijken of de leerlingen begrepen hebben wat de bedoeling is.
Er wordt vooraf informatie gegeven over de manieren waarop Indianen leefden. Wat zijn precies de kenmerken, waar moet je goed over nadenken, wat moet er zeker in hun Indianendorp aan bod komen?

Inleiding:
Voordat de opdracht uitgelegd wordt aan de leerlingen zal de leerkracht de leerlingen informatie geven. Dit gebeurt via een vertelling waarbij de leerlingen ook aan kunnen geven wat zij al weten over Indianen en de manier hoe zij leven.
Hoe wonen de Indianen?
Indianen wonen niet in huizen, maar zij wonen in tipi’s  PLAATJE.
Dit kwam omdat zij veel moesten verhuizen van plek naar plek. Een tipi was zo gebouwd dat deze makkelijk verplaatst kon worden, dit kan natuurlijk niet met een huis. Tipi’s hebben allemaal de vorm van een kegel. Een kegel is rond aan de onderkant en loopt steeds meer in een punt. De bovenkant van een tipi is dus een punt. Op de tipi’s zie je ook allerlei versieringen. Een tipi kun je dus op allerlei manieren versieren.
Zou je een voorbeeld kunnen noemen wat je op een tipi zou kunnen maken?
Ook zie je dat de tipi’s veel in een cirkel geplaatst worden, hier kun je een Indianendorp aan herkennen.
De huiden die de Indianen gebruiken voor een tipi zijn van bizons.  PLAATJE
Er worden voor een tipi wel ongeveer 5 tot 7 huiden gebruikt. De verschillende huiden worden aan elkaar gemaakt door de spieren van de bizon.
Nu hebben we het dus over de tipi’s gehad.
Waar zou je nog meer aan moeten denken als je aan een Indianendorp denkt?

Je zou bijvoorbeeld kunnen denken aan alle versieringen die gebruikt worden. Veren zijn per stam veel gebruikte voorwerpen om dingen mee te versieren.
Veren zijn ook erg belangrijk voor de Indianen en worden op allerlei manieren gebruikt.
Waar worden veren nou veel voor gebruikt?
De tooien worden ook gemaakt van allerlei verschillende veren gemaakt.  PLAATJE De indianen maken alles zelf, de tipi’s, de tooien en de kleding van de Indianen.
Ook de kleding van de Indianen zitten vol met versieringen.
Wat denk je dat de Indianen gebruiken om hun kleding te versieren?

De Indianen gebruiken dierenhuiden om kleding van te maken en om natuurlijk om hun tipi’s van te maken om in te wonen. Er zijn dus bij de Indianen altijd erg veel dieren te vinden.
Welke dieren denk je dat de Indianen allemaal om zich heen hebben?
Je kunt hierbij denken aan bizons, paarden, buffels, kippen, beren enz.
Zij worden van allerlei dingen gebruikt. Vooral de huiden worden veel gebruikt.


De Indianen hadden natuurlijk nog geen telefoon om met elkaar te praten.
Hoe denken jullie dat dit gebeurde?
Hoe zouden jullie het oplossen als je geen telefoon had of geen computer had om mensen te spreken of iets af te spreken?
De Indianen maakten vooral gebruik van rooksignalen. OP die manier wisten andere Indianen wat er aan de hand was. Misschien was er wel een Indiaan die hulp nodig had of was er iets gebeurd. Er waren vaste signalen voor bepaalde situatie of als je iets wilde vertellen aan de stammen.  PLAATJE
Dit is dus ook erg belangrijk voor de communicatie tussen de Indianen.

Kern:
Alle leerlingen hebben nu informatie gekregen over hoe de Indianen leefden. Niet alles is vertelt omdat de leerlingen zelf ook nog iets in te brengen hebben. Zij zullen dan zelf dingen verzinnen die zij belangrijk vinden. Het geeft niet als er dingen tussen zitten die niet kloppen. Door de plaatjes zullen zij zich een voorstelling kunnen maken van bepaalde kenmerken. Op die manier kunnen zij dit beter toepassen in de opdracht. Nu is het namelijk aan de leerlingen zelf om een Indianendorp te ontwerpen. Het is belangrijk om goed de kenmerken terug te laten komen, maar ook zelf dingen toe te voegen die zij zouden willen zien.
De leerkracht heeft een klein voorbeeld gemaakt waarbij de leerlingen kunnen kijken wat precies de bedoeling is. Het is niet de bedoeling dat de leerlingen dit voorbeeld gaan kopiëren. De eigen inbreng van de leerlingen is namelijk erg belangrijk.
De leerkracht legt de opdracht klassikaal uit. Zodat alle leerlingen horen wat de bedoeling is van de opdracht. Ook zorgt de leerkracht ervoor dat alle materialen al klaar liggen, zodat de leerlingen na de uitleg gelijk kunnen beginnen.
De leerkracht zal het maken van de tipi ook goed voordoen voor de klas. Dit kan namelijk nog wel eens lastig zijn. De rest van de opdracht kan gewoon met potlood, stift of krijt gemaakt worden. Dit is dus voor iedereen anders, maar iedereen weet hoe hij dit moet gebruiken.
Het is de bedoeling dat de leerlingen in tweetallen een Indianendorp gaan ontwerpen. De leerlingen krijgen dus per tweetal een a-3 formaat papier. Er kan gekozen worden tussen lichtgroen, donkergroen of bruin papier. Dit als ondergrond voor het dorp.
Vervolgens liggen er per tweetal ook andere kleuren papier om bijvoorbeeld de tipi’s te maken of de rest van het dorp. Er liggen ook gekleurde cirkels op tafel. Dit kan wat makkelijker te gebruiken zijn om de tipi’s te maken. Ook ligt er crêpe papier op tafel. Verder liggen er ook stiften, potloden en krijt per tweetal.
De leerlingen maken een tipi door een cirkel tot de helft in te knippen en dat op te rollen. Zo zie je dat er automatisch een punt ontstaat bovenaan. De leerlingen plakken de tipi dicht met lijm. De leerlingen moeten dit wel even vasthouden zodat de lijm zich goed kan hechten. Vervolgens moeten de leerlingen ook wat plakrandjes vastmaken aan de tipi. Zo kan de tipi gemakkelijk bevestigd worden op het blad.
Alle tipi’s worden in een cirkel geplaatst. Dit is namelijk kenmerkend voor het dorp van de Indianen.
De dieren kunnen ook uitgeknipt worden vanuit gekleurd papier. Ook hier wordt dan weer een plakrandje aan bevestigd zodat deze dieren op geplakt kunnen worden. De leerlingen mogen ook kiezen om de dieren gewoon te tekenen.
In het midden van de tipi’s zou het leuk zijn om het kampvuur te maken, dit kampvuur wordt gebruikt om rooksignalen te geven. Ook dit kampvuur is goed te maken in 3D. Daarvoor kunnen de leerlingen goed rood, geel en oranje crêpe papier gebruiken. Dan lijkt het nog meer op een kampvuur.
Verder kunnen er wat stenen en rotsen gemaakt worden. Dit kan met papier maar mag ook met potlood, stift of krijt. Ook kunnen de leerlingen denken aan gras, de zon enz.
Het gaat erom dat de leerlingen vrij zijn in wat zij maken en vooral ook hoe zij dit maken. De leerkracht hoeft geen eisen te stellen aan de opdracht in de vorm van 3D.

Afsluiting:
Ieder tweetal mag voor de klas vertellen wat zij gemaakt hebben en wat er allemaal in hun Indianendorp is. Ook mogen zij vertellen hoe zij hun Indianendorp hebben gemaakt. Met potlood, stift, krijt of juist allemaal 3D.
Wanneer een tweetal dit heeft verteld en aan de klas heeft laten zien, mag het tweetal het werk op een tafel leggen. Zo komen alle werkjes bij elkaar en kunnen alle leerlingen, leerkrachten en ouders /verzorgers kijken wat de leerlingen allemaal gemaakt hebben. Dit is erg leuk voor de leerlingen om alle reacties te zien en te horen op wat zij gemaakt hebben in de klas.
Wanneer alle werkjes netjes op de tafel liggen, gaan de tweetallen hun tafels helemaal leegruimen. Alle snippers mogen in de prullenbak, de blaadjes waar nog iets mee gedaan kan worden gaan bij elkaar in een bak, de potloden, stiften en het krijt worden bij de leerkracht in geleverd.

Benodigdheden:• een donkergroen, lichtgroen of bruin a-3 papier per tweetal als ondergrond.
• Cirkels in verschillende kleuren om de tipi’s mee te kunnen maken.
• Papier in verschillende kleuren.
• Potloden, stiften en krijt.
• Puntenslijpers.
• Scharen.
• Lijm.
• Crêpepapier.
• Plaatjes als voorbeelden voor de leerlingen.

Organisatie:
De leerkracht zorgt ervoor dat alle materialen klaar liggen zodat de leerlingen direct kunnen beginnen.
Ieder tweetal kiest een kleur ondergrond uit.
Ieder tweetal gaat ook brainstormen over de manier hoe zij te werk gaan.
Per tweetal gaan de leerlingen verdelen wie wat doet. Zodat je allebei aan het werk bent.
Ieder tweetal kiest cirkels uit om tipi’s van te maken of kiest een kleur papier om zelf cirkels uit te knippen.
Alle leerlingen gaan bedenken wat zij toe willen voegen aan het Indianendorp.
De leerkracht loopt rond en geeft tips.
De leerlingen mogen vragen stellen, maar moeten eerst dingen zelf uit proberen.
De leerkracht moet ervoor zorgen dat hij /zij de leerlingen vrij laat en veel zelf laat doen.
Alle leerlingen presenteren het eindresultaat aan de klas en de leerkracht.
Er wordt een tafel opgezet voor alle gemaakte dorpen.
Wanneer iedereen klaar is, worden de tafels goed leeg gemaakt en schoon gemaakt.
Niet teveel papier moet worden weggegooid. De leerlingen moeten goed kijken wat er nog gebruikt kan worden.

Lesdoelen:
De leerlingen moeten aan het eind van deze les kennen hoe zij iets d.m.v. plakrandjes 3D kunnen maken.
De leerlingen moeten samenwerken en samen tot de inrichting van een dorp kunnen komen.
De leerlingen kunnen door deze les informatie omzetten in beelden materiaal.


Beginsituatie:Alle leerlingen hebben een maatje waarmee zij samenwerken. De tweetallen zijn dus al gemaakt.
De leerlingen weten wat plakrandjes zijn, maar hebben dit nog niet eerder zelf aan een werkje bevestigd.
De leerlingen kunnen netjes knippen.
De leerlingen weten dat zij zorgvuldig om moeten gaan met de lijm en niet hele klodders op het blad moeten knijpen.
De leerlingen weten welk papier weggegooid kan worden en wat er bewaard moet worden.

Geen opmerkingen: