maandag 19 januari 2009

Les 3: Indianendorp maken

Les 3: Indianendorp maken:

Tijdens deze les gaan de leerlingen zelf bedenken hoe zij een Indianendorp in zouden richten. Wel moeten de leerlingen zich houden aan bepaalde richtlijnen omdat een Indianendorp toch altijd wel typerende kenmerken heeft. Het is wel de bedoeling dat de leerlingen hun eigen creativiteit erop los kunnen laten. De leerkracht stelt dus niet al te veel eisen aan de opdracht, zo kan de leerkracht ook goed kijken of de leerlingen begrepen hebben wat de bedoeling is.
Er wordt vooraf informatie gegeven over de manieren waarop Indianen leefden. Wat zijn precies de kenmerken, waar moet je goed over nadenken, wat moet er zeker in hun Indianendorp aan bod komen?

Inleiding:
Voordat de opdracht uitgelegd wordt aan de leerlingen zal de leerkracht de leerlingen informatie geven. Dit gebeurt via een vertelling waarbij de leerlingen ook aan kunnen geven wat zij al weten over Indianen en de manier hoe zij leven.
Hoe wonen de Indianen?
Indianen wonen niet in huizen, maar zij wonen in tipi’s  PLAATJE.
Dit kwam omdat zij veel moesten verhuizen van plek naar plek. Een tipi was zo gebouwd dat deze makkelijk verplaatst kon worden, dit kan natuurlijk niet met een huis. Tipi’s hebben allemaal de vorm van een kegel. Een kegel is rond aan de onderkant en loopt steeds meer in een punt. De bovenkant van een tipi is dus een punt. Op de tipi’s zie je ook allerlei versieringen. Een tipi kun je dus op allerlei manieren versieren.
Zou je een voorbeeld kunnen noemen wat je op een tipi zou kunnen maken?
Ook zie je dat de tipi’s veel in een cirkel geplaatst worden, hier kun je een Indianendorp aan herkennen.
De huiden die de Indianen gebruiken voor een tipi zijn van bizons.  PLAATJE
Er worden voor een tipi wel ongeveer 5 tot 7 huiden gebruikt. De verschillende huiden worden aan elkaar gemaakt door de spieren van de bizon.
Nu hebben we het dus over de tipi’s gehad.
Waar zou je nog meer aan moeten denken als je aan een Indianendorp denkt?

Je zou bijvoorbeeld kunnen denken aan alle versieringen die gebruikt worden. Veren zijn per stam veel gebruikte voorwerpen om dingen mee te versieren.
Veren zijn ook erg belangrijk voor de Indianen en worden op allerlei manieren gebruikt.
Waar worden veren nou veel voor gebruikt?
De tooien worden ook gemaakt van allerlei verschillende veren gemaakt.  PLAATJE De indianen maken alles zelf, de tipi’s, de tooien en de kleding van de Indianen.
Ook de kleding van de Indianen zitten vol met versieringen.
Wat denk je dat de Indianen gebruiken om hun kleding te versieren?

De Indianen gebruiken dierenhuiden om kleding van te maken en om natuurlijk om hun tipi’s van te maken om in te wonen. Er zijn dus bij de Indianen altijd erg veel dieren te vinden.
Welke dieren denk je dat de Indianen allemaal om zich heen hebben?
Je kunt hierbij denken aan bizons, paarden, buffels, kippen, beren enz.
Zij worden van allerlei dingen gebruikt. Vooral de huiden worden veel gebruikt.


De Indianen hadden natuurlijk nog geen telefoon om met elkaar te praten.
Hoe denken jullie dat dit gebeurde?
Hoe zouden jullie het oplossen als je geen telefoon had of geen computer had om mensen te spreken of iets af te spreken?
De Indianen maakten vooral gebruik van rooksignalen. OP die manier wisten andere Indianen wat er aan de hand was. Misschien was er wel een Indiaan die hulp nodig had of was er iets gebeurd. Er waren vaste signalen voor bepaalde situatie of als je iets wilde vertellen aan de stammen.  PLAATJE
Dit is dus ook erg belangrijk voor de communicatie tussen de Indianen.

Kern:
Alle leerlingen hebben nu informatie gekregen over hoe de Indianen leefden. Niet alles is vertelt omdat de leerlingen zelf ook nog iets in te brengen hebben. Zij zullen dan zelf dingen verzinnen die zij belangrijk vinden. Het geeft niet als er dingen tussen zitten die niet kloppen. Door de plaatjes zullen zij zich een voorstelling kunnen maken van bepaalde kenmerken. Op die manier kunnen zij dit beter toepassen in de opdracht. Nu is het namelijk aan de leerlingen zelf om een Indianendorp te ontwerpen. Het is belangrijk om goed de kenmerken terug te laten komen, maar ook zelf dingen toe te voegen die zij zouden willen zien.
De leerkracht heeft een klein voorbeeld gemaakt waarbij de leerlingen kunnen kijken wat precies de bedoeling is. Het is niet de bedoeling dat de leerlingen dit voorbeeld gaan kopiëren. De eigen inbreng van de leerlingen is namelijk erg belangrijk.
De leerkracht legt de opdracht klassikaal uit. Zodat alle leerlingen horen wat de bedoeling is van de opdracht. Ook zorgt de leerkracht ervoor dat alle materialen al klaar liggen, zodat de leerlingen na de uitleg gelijk kunnen beginnen.
De leerkracht zal het maken van de tipi ook goed voordoen voor de klas. Dit kan namelijk nog wel eens lastig zijn. De rest van de opdracht kan gewoon met potlood, stift of krijt gemaakt worden. Dit is dus voor iedereen anders, maar iedereen weet hoe hij dit moet gebruiken.
Het is de bedoeling dat de leerlingen in tweetallen een Indianendorp gaan ontwerpen. De leerlingen krijgen dus per tweetal een a-3 formaat papier. Er kan gekozen worden tussen lichtgroen, donkergroen of bruin papier. Dit als ondergrond voor het dorp.
Vervolgens liggen er per tweetal ook andere kleuren papier om bijvoorbeeld de tipi’s te maken of de rest van het dorp. Er liggen ook gekleurde cirkels op tafel. Dit kan wat makkelijker te gebruiken zijn om de tipi’s te maken. Ook ligt er crêpe papier op tafel. Verder liggen er ook stiften, potloden en krijt per tweetal.
De leerlingen maken een tipi door een cirkel tot de helft in te knippen en dat op te rollen. Zo zie je dat er automatisch een punt ontstaat bovenaan. De leerlingen plakken de tipi dicht met lijm. De leerlingen moeten dit wel even vasthouden zodat de lijm zich goed kan hechten. Vervolgens moeten de leerlingen ook wat plakrandjes vastmaken aan de tipi. Zo kan de tipi gemakkelijk bevestigd worden op het blad.
Alle tipi’s worden in een cirkel geplaatst. Dit is namelijk kenmerkend voor het dorp van de Indianen.
De dieren kunnen ook uitgeknipt worden vanuit gekleurd papier. Ook hier wordt dan weer een plakrandje aan bevestigd zodat deze dieren op geplakt kunnen worden. De leerlingen mogen ook kiezen om de dieren gewoon te tekenen.
In het midden van de tipi’s zou het leuk zijn om het kampvuur te maken, dit kampvuur wordt gebruikt om rooksignalen te geven. Ook dit kampvuur is goed te maken in 3D. Daarvoor kunnen de leerlingen goed rood, geel en oranje crêpe papier gebruiken. Dan lijkt het nog meer op een kampvuur.
Verder kunnen er wat stenen en rotsen gemaakt worden. Dit kan met papier maar mag ook met potlood, stift of krijt. Ook kunnen de leerlingen denken aan gras, de zon enz.
Het gaat erom dat de leerlingen vrij zijn in wat zij maken en vooral ook hoe zij dit maken. De leerkracht hoeft geen eisen te stellen aan de opdracht in de vorm van 3D.

Afsluiting:
Ieder tweetal mag voor de klas vertellen wat zij gemaakt hebben en wat er allemaal in hun Indianendorp is. Ook mogen zij vertellen hoe zij hun Indianendorp hebben gemaakt. Met potlood, stift, krijt of juist allemaal 3D.
Wanneer een tweetal dit heeft verteld en aan de klas heeft laten zien, mag het tweetal het werk op een tafel leggen. Zo komen alle werkjes bij elkaar en kunnen alle leerlingen, leerkrachten en ouders /verzorgers kijken wat de leerlingen allemaal gemaakt hebben. Dit is erg leuk voor de leerlingen om alle reacties te zien en te horen op wat zij gemaakt hebben in de klas.
Wanneer alle werkjes netjes op de tafel liggen, gaan de tweetallen hun tafels helemaal leegruimen. Alle snippers mogen in de prullenbak, de blaadjes waar nog iets mee gedaan kan worden gaan bij elkaar in een bak, de potloden, stiften en het krijt worden bij de leerkracht in geleverd.

Benodigdheden:• een donkergroen, lichtgroen of bruin a-3 papier per tweetal als ondergrond.
• Cirkels in verschillende kleuren om de tipi’s mee te kunnen maken.
• Papier in verschillende kleuren.
• Potloden, stiften en krijt.
• Puntenslijpers.
• Scharen.
• Lijm.
• Crêpepapier.
• Plaatjes als voorbeelden voor de leerlingen.

Organisatie:
De leerkracht zorgt ervoor dat alle materialen klaar liggen zodat de leerlingen direct kunnen beginnen.
Ieder tweetal kiest een kleur ondergrond uit.
Ieder tweetal gaat ook brainstormen over de manier hoe zij te werk gaan.
Per tweetal gaan de leerlingen verdelen wie wat doet. Zodat je allebei aan het werk bent.
Ieder tweetal kiest cirkels uit om tipi’s van te maken of kiest een kleur papier om zelf cirkels uit te knippen.
Alle leerlingen gaan bedenken wat zij toe willen voegen aan het Indianendorp.
De leerkracht loopt rond en geeft tips.
De leerlingen mogen vragen stellen, maar moeten eerst dingen zelf uit proberen.
De leerkracht moet ervoor zorgen dat hij /zij de leerlingen vrij laat en veel zelf laat doen.
Alle leerlingen presenteren het eindresultaat aan de klas en de leerkracht.
Er wordt een tafel opgezet voor alle gemaakte dorpen.
Wanneer iedereen klaar is, worden de tafels goed leeg gemaakt en schoon gemaakt.
Niet teveel papier moet worden weggegooid. De leerlingen moeten goed kijken wat er nog gebruikt kan worden.

Lesdoelen:
De leerlingen moeten aan het eind van deze les kennen hoe zij iets d.m.v. plakrandjes 3D kunnen maken.
De leerlingen moeten samenwerken en samen tot de inrichting van een dorp kunnen komen.
De leerlingen kunnen door deze les informatie omzetten in beelden materiaal.


Beginsituatie:Alle leerlingen hebben een maatje waarmee zij samenwerken. De tweetallen zijn dus al gemaakt.
De leerlingen weten wat plakrandjes zijn, maar hebben dit nog niet eerder zelf aan een werkje bevestigd.
De leerlingen kunnen netjes knippen.
De leerlingen weten dat zij zorgvuldig om moeten gaan met de lijm en niet hele klodders op het blad moeten knijpen.
De leerlingen weten welk papier weggegooid kan worden en wat er bewaard moet worden.

vrijdag 16 januari 2009

Les 4: Achtergrondinformatie

Hoofdstuk 4: Dans, muziek en rituelen.
Indianen hebben verschillende dansen, muziek en rituelen ontwikkeld. Er kan zelfs nog een groot verschil in dans, muziek en rituelen zitten door de verschillende soorten stammen. Muziek, dans en verhalen worden ook wel uitvoerende kunsten genoemd. De uitvoerende kunsten van de indianen, geven een beeld van het dagelijks leven, de omgeving en het wereldbeeld van de indianen. Door middel van deze kunsten, brachten ze kennis over, stemden de geesten gunstig en waren een middel van creatieve expressie. (Zimmerman, 2005)
Van dansen zijn veel verschillende vormen te onderscheiden. Vele dansen hebben te maken met geesten, dieren, of natuurverschijnselen. Zo is er een adelaarsdans, een dans tijdens het jachtritueel (ook wel berendans), zalmdans, een dans bij rituelen van verandering en vernieuwing, dans van de opkomende zon ofwel de dans tijdens vrouwelijke puberteitsrite, geestendans, maïsdans, en de Zonnedans. Dit zijn de meest bekende dansen die in meerdere stammen voorkomen. Er zijn nog meer dansen, maar deze zijn stamspecifiek. (Zimmerman, 2005)

Adelaarsdans:
De adelaarsdans heeft te maken met hemelgeesten. De adelaar wordt geassocieerd met hemelgoden en met het weer. Door middel van de adelaarsdans tonen de indianen respect aan de adelaar. Bij deze dans dragen de indianen adelaarsveren en fluitjes gemaakt van adelaarsbot. Doet doen ze uit eerbetoon aan de snelheid moet en kracht van het dier. (Stotter, 2001).

Jachtdans:
Door middel van een dans tijdens het jachtritueel, probeerden de indianen de bizon te roepen. Zeker in tijden van nood werd deze dans veel uitgevoerd. Deze dans hoefde niet alleen voor de bizon te zijn het kon ook om een beer gaan. Er wordt dan gesproken van de berendans. Deze dans wordt gedaan om de beer te verleiden om zich op te offeren aan de jagers. Bij deze dans wordt een berenhuid gedragen (Zimmerman, 2005).

Zalmdans:
De zalmdans is een soort nieuwjaarsfeest. Dit wordt gedaan rond het vangen en eten van de eerste zalm van het seizoen. Door middel van deze dans, wordt het zalmseizoen als open verklaard. (Gestel, 1997)

Dans voor verandering en vernieuwing:
Ook hebben de indianen een dans voor verandering en vernieuwing. Bij deze dans worden vaak masker gebruikt waar verandering in is op te merken. Sommige maskers worden zo gemaakt dat het tijdens de dans door middel van een touwtje kan transformeren en zo een ander figuur kan onthullen. De dansen zeggen vooral iets over veranderingen die in het verleden hebben plaatsgevonden. (Stotter, 2001) Wanneer een meisje de verandering doormaakt van maagd tot vrouw is er bij de indianen de dans van de opkomende zon. Dit wordt ook wel de vrouwelijke puberteitsrite genoemd. Dit is een zwaar ritueel dat vier dagen duurt. Tijdens deze dagen maakt het meisje die het ritueel doormaakt zelf het kostuum wat ze zal dragen om zichzelf te veranderen in Veranderende Vrouw. Het meisje danst urenlang, elke dag langer en moet in de vier windrichtingen rennen om de vier fasen van het leven te markeren. De deelnemers beelden de oorsprongsmythe van de Apachen over Veranderende Vrouwen uit. Deze vrouw staat ook wel bekend als de witgeverfde vrouw. Deze vrouw schonk het leven aan cultuurhelden van de stam. Dit ging om de tweeling Doder van Monsters, die de zon als vader had, en Geboren uit Oude Waterman, die Oude Waterman als vader had. (Zimmerman, 2005)
Geestendans:
Geesten spelen in het leven van indianen een belangrijke rol. Daarom hebben de indianen ook een geestendans. Deze dans vraagt de geesten om de indianen bij te staan en met behulp van deze dans eren de indianen de geesten. Deze dansen kunnen totaal verschillend zijn aangezien er meerdere geesten zijn. Voor elke geest is er een andere dans (Gestel, 1997).

Maïsdans:
De maïsdans is dat zowel rituelen als de landbouw met elkaar verbindt. Deze dans is seizoensgebonden en wordt, net als de zalmdans, uitgevoerd bij de eerste maïs van het jaar. (Zimmerman, 2005)

Zonnedans:
De bekendste dans van de indianen is de Zonnedans. Deze dans speelde zich af in de zomer en werd soms door duizenden Indianen bezocht. Tijdens de Zonnedans konden de Indianen een visioen krijgen en werd er direct contact met de Goden gelegd. Dit kon plaatsvinden doordat er heftig gedanst werd en de Indianen aan het vasten waren. De dans werd gehouden in een besloten ruimte; een grote ronde hut die rond een beschilderde paal was gemaakt. Deze paal was gemaakt van een heilige boom. De Indianen hadden het dak van de hut open gelaten. De Zonnedans was vooral een herhaling van een aantal eenvoudige passen en duurde soms uren of dagen achter elkaar. Er waren geen onderbrekingen om te eten of te drinken, de Indianen vielen op een gegeven ogenblik dan ook op de grond of raakten in trance. Vaak kregen zij als zij in deze staat waren het visioen. Om te laten zien dat zij er totaal voor gingen, pijnigden de Indianen zichzelf. Ze hingen zichzelf op aan haken en zorgden ervoor dat zij altijd naar de zon bleven kijken. Als teken van respect en priesterschap kregen degene die de Zonnedans voltooiden de eer hun handen rood te verven. Zij hadden nu de toestemming om deel te nemen aan alle belangrijke religieuze ceremoniën. Deze ceremoniën dienden er vooral voor om de jaarlijkse natuurcyclus in stand te houden, regen en zonneschijn waren namelijk erg belangrijk voor hen in verband met het voedsel. (Vijgen,1996)

De muziek van de indianen is voornamelijk gebaseerd op trommels en ratels. De indianen maken dan ook hun instrumenten zelf. Een ratel maken ze bijvoorbeeld van schildpadschild. De schildpad laten de indianen drogen en maken daarna het schild schoon. Hierbij blijven de kop, poten en de staart in tact. Na het schoonmaken werden er kiezelstenen in gebracht en werd er een houten handvast aan bevestigd. Ook konden er ratels gemaakt worden van koehoorns en kalebassen. Een trommel werd gemaakt door een hertenhuid te spannen over een holle, met water gevulde boomstam. (Murdoch, 2002) Ook werden er trommels gemaakt van ongelooide bizonhuid, die over een houten cilinder gespannen was. Deze cilinder is versierd met snijwerk. Ook maken indianen gebruik van een houten fluit. Deze fluiten worden voornamelijk gemaakt van riet. De muziekinstrumenten gebruiken ze vooral ter begeleiding van de dansen (Stotter, 2001).

Indianen hebben veel verschillende rituelen. Veel van deze rituelen hebben te maken met de dansen. Ook gezichtsversieringen aanbrengen of maskers dragen hoort bij de rituelen van indianen. Verder hebben ze om verschillende gebeurtenissen ceremonies. Zo hebben ze bijvoorbeeld een nieuwe maanceremonie, maïsceremonie, zuiveringsceremonie of een verzoeningsceremonie. Deze ceremonies gaan vaak gepaard met een groot feest, waarbij dus ook muziek wordt gemaakt en wordt gedanst.

Les 3: Achtergrondinformatie

Hoofdstuk 3: Dagelijks leven van de indianen:
Indianen leven in tipi’s. Tipi heeft voor de Indianen de volgende betekenis: ‘om in te wonen’. Omdat Indianen veel verhuisde van woonplaats, zij trokken namelijk veel rond, moesten de tenten snel afgebroken worden en moesten zij ook weer snel opgezet kunnen worden. Aan de achterkant van de tipi was het vaak hoog en stijl. Op die manier kon de tipi zo geplaatst worden dat deze de Indianen kon beschermen tegen de wind. De achterkant stond dan ook aan de westkant, want daar kwam de wind vandaan. Aan de oostkant had de tipi de opening. In het Oosten kwam immers de zon op. Een tipi bestond uit 3 basispalen en later werden deze verstevigd met 25 steunpalen.
Het tentdoek werd gemaakt van bizonhuiden. Er werden ongeveer 5 tot 7 bizonhuiden gebruikt. Deze bizonhuiden werden tot leer gemaakt en gerookt. Wanneer dit was gedaan, werden de huiden aan elkaar gemaakt met behulp van de spieren van de bizons. Het tentdoek werd zo zorgvuldig bewerkt voordat het gebruikt kon worden. Om te zorgen voor extra warmte werd er een extra laag aan de binnenkant van de tipi bevestigd. Tussen deze laag en de buitenlaag werd gras gestopt. Dit houdt de warmte goed vast.

Bij feesten droegen de Indianen vaak kledingstukken die een betekenis met zich meedroegen. Er werd op verschillende manieren aan kleding gekomen. Het werd zelf gemaakt of er werden kledingstukken geruild. Een krijger had dan niet alleen zelfgemaakt kleding door de stam, maar ook kleding die hij had gekregen door het ruilen.
Sommige kledingstukken werden bij openbare of ceremoniële gelegenheden gedragen. Een hertleren tenue is gemaakt van 2 hertenhuiden. Een voorkant en een rugkant wel te verstaan en met daarop een extra lap voor het schouderstuk. Het kledingstuk krijgt dan veel franjes en kwasten. Op het schouderstuk zie je veel versieringen met kralen. De tenue was bedoeld om de rijkdom van de familie en de vakbekwaamheid van de kleermaker weer te geven. Het was dan ook versierd met symbolen die op de draagster of haar familie betrekking hadden.
Schoenen werden door de Sioux, die woonden op de Prairie, gemaakt van 2 stukken bizonhuid. 1 stuk bizonhuid voor de zool en 1 stuk bizonhuid voor de bovenkant. Deze 2 stukken werden aan elkaar genaaid. De Blackfeet maakten deze schoenen van 1 stuk leer. Zij vouwden dit stuk leer om naar boven en naaide dan de bovenkant dicht. De vormen en de kleuren van het kralenwerk werden bedoeld om zo de drager in harmonie met de natuur de brengen. Deze schoenen werden Mosassins genoemd.
Veren zijn voor veel Indianen erg belangrijk. Het gebruik verschilt ook per stam. Iedere groep draagt de veren anders in het haar en voor iedere groep heeft dit een andere betekenis. Er gaan verschillende veren in de tooi. Er wordt dan gekeken naar het gebied waar de vogels vandaan komen.
Niet alle Indianen droegen hetzelfde. Er wordt veel gedacht aan jasjes met franjes, veren hoofdtooien en vlechten. Maar niet alle Indianen droegen dit ook daadwerkelijk. Dit is de kledingdracht van de zomer van sommige stammen van de Prairie. Wat voor kleding er dan wel gedragen werd, was afhankelijk van de manier waarop de Indianen leefden en waar de Indianen leefden. Net als alles in het leven van de Indianen dat daarvan afhing. Het was ook erg verschillend of de Indianen warme of wat frissere kleding nodig hadden.
Er waren ook veel stammen die nogal schaars gekleed waren en zich versierden met tatoeages.
Een Zuni –vrouw uit het Zuidwesten droeg een grof wollen manta over een katoenen blouse. De Indianen maakten gebruik van de materialen die veelvuldig voorkwamen in het gebied waar ze woonden. Er werden de ene keer hertenhuiden gebruikt, ergens anders werden er weer konijnenhuiden gebruikt enz. Er is zelfs een deken gevonden die van 600 muizenhuiden was gemaakt.

De oorlogstooi is gemaakt van adelaarsveren. Aan de toppen zit paardenhaar en deze zijn vastgemaakt aan een leren schedelkap. Ook de tooi is weer versierd met kralen, stukjes rood doek en bontkwasten. Dit soort versieringen zul je erg veel terug zien bij de Indianen. De Indianen sneden en verfden de veren op verschillende manieren om anderen hun wapenfeiten te kunnen tonen. De oorlogstooi werd uitsluitend gedragen bij belangrijke ceremoniële gebeurtenissen. Krijgers bewezen hun moed door de veren van deze trotse, sterke dieren te verzamelen.

Ook zie je bij de Indianen veel soorten sieraden terug. Je ziet bijvoorbeeld halssnoeren, armbanden, ringen, sjerpen, bandelieren en borstplaten. De Indianen beschilderden hun gezicht en lichaam en veel van hen hadden ook tatoeages. Er werd dan ook wel eens gezegd dat de tatoeages rimpelvorming op latere leeftijd kon verminderen of zelfs kon voorkomen.

Haarstijl en haarversierselen waren een belangrijk middel om er anders uit te zien dan de anderen. Maar de haarstijl en de haarversierselen moest wel voldoen aan de tradities van de stam. Er waren groepen die hun haar insmeerden met modder en vormden dit als klei tot allerlei vormen. Ook waren er veel krijgers die hun hoofd juist kaal scheerden. Op die manier hoopten zij dat zij er onverschrokken en bedreigend uit konden zien. Soms bonden de Indianen een stijf bijeengebonden bosje haar van een dier midden op hun hoofd.

De hoofddeksels werden door veel stammen gemaakt. Ze werden gemaakt van materialen die ze om zich heen in de natuur vonden. De Indianen in Californië weefden zonnehoeden van rietsoorten versieren deze dan met papavers. Aan de noordwestkust weefde de vrouwen hoeden van berkenbarst. De stammen die veelal in de bossen leefden, droegen hoofdbanden gemaakt van bont of van huiden van dieren. Of ze droegen tulbandachtige sjerpen van plantenvezels.

De Indianen maakten ook gebruik van rooksignalen om met anderen te kunnen communiceren. Het doel was om zo snel mogelijk belangrijke boodschappen over te brengen. Tijdens de jacht werd er bijvoorbeeld aangegeven dat er bizons in aantocht waren en tijdens de oorlogvoering werd er aangegeven dat er vijandige krijgers in aantocht waren. Er werd dan gecommuniceerd met de stam die zich op tegenoverliggende heuvel bevond, tussen deze stammen waren er dus afspraken gemaakt over welke signalen gebruik werden. Door met doeken de rook af en toe tegen te houden, ontstonden er rooksignalen.

Les 2: Achtergrondinformatie

Hoofdstuk 2: Kunstvoorwerpen van indianen
Kunst bij de Indianen staan vooral bekend als symbolisch en spiritueel. Het is een ontzettend breed onderwerp, daarom zullen we hieronder een aantal kunstvoorwerpen bespreken, die erg bij de Indianen passen. Kunst is voor de Indianen een soort levenswijze.

Dromenvanger (dreamcatcher)
Een dromenvanger is een voorwerp dat, volgens de overlevering, nachtmerries vasthoudt. Een legende zegt dat goede en slechte dromen ’s nachts door de lucht zweven. Deze dromen moeten naar iemand toe, zodat diegene die dromen kan dromen. Een dromenvanger zou de slechte dromen dan misleiden. De slechte dromen gaan in de dromenvanger zitten en blijven daar tot ze worden opgelost door het avondlicht. Een goede droom kan wel naar de slaper toe, doordat hij door het midden van de dromenvanger gaat. De veren wijzen de goede dromen naar de slaper. De stenen hebben een soort aardse energie. Dit geven zij af aan de passerende droom, zodat een eventuele slechte droom niet bij de slaper terecht komt.

Legende:
De dromenvanger is een kunstvoorwerp, dat oorspronkelijk afstamt van Amerikaans-Indiaanse stam Ojibway. Hoewel het tegenwoordig gemaakt wordt van draad, werd het vroeger gemaakt van pezen.
De oorsprong ligt bij een jonge Indiaanse vrouw. In een door haar gedroomde droom kwam er een spin, die in haar droom een spinnenweb spon. De spin legde haar uit hoe een dromenvanger werkte en hoe ze er zelf 1 kon maken.

Beschilderingen:
Wat betreft de beschilderingen, dit is ook een aspect van de kunst van de Indianen en kun je in verschillende varianten terugvinden. Behalve de Indianen deed zelfs de Oermens al aan beschilderingen!

De functie van de beschilderingen
Een beschildering is een visueel aspect van verandering, bescherming en het oproepen van krachten. Het biedt bescherming en helpt bepaalde krachten te activeren. Het helpt bij het oriënteren, het camoufleert, misleidt en verandert.
Beschilderingen helpen met het communiceren met de geesten, zo kunnen de Indianen zich met hogere krachten verbinden.
Beschilderingen van het lichaam gebeurde vaak bij bijzondere gebeurtenissen. Zo had je de oorlogsbeschildering en de vruchtbaarheidstekens. Maar ook bij gelegenheden als de dood en de jacht kwam je ze tegen. Verder betekenen lichaamsbeschilderingen respect binnen een groep, ze geven als het ware informatie over de krachten van de mens. Deze beschilderingen tref je bij het opvoeren van bv. heilige dansen en rituelen.

Totempalen:
Bij een totempaal gaat het vooral om de totem. Een totem kan een voorwerp, wezen of dier zijn, wat voor iemand een persoonlijke betekenis kan zijn. De persoon voelt zich sterk verbonden met dit onderwerp. Men gebruikt deze totempalen om hun relatie te verduidelijken met bijvoorbeeld dieren, planten en omgeving. Vaak duiden de makers van de totems zichzelf aan. Staat er dus een adelaar op, dan betekent dat, dat hij zichzelf een adelaar vindt (zie onderaan voor betekenissen).
Een totempaal geeft aan dat er een verschil is tussen mensen (of zelfs tussen stammen en dieren). Wel is de betekenis erachter dat het mogelijk is om tussen deze groepen te komen. Er is begrip voor de groep en men mag er tussen komen. Door verschillende soorten dieren, planten en dergelijke te plaatsen op een paal geeft iemand dus aan dat er verschil is tussen anderen. Hieronder volgen wat voorbeelden van dingen die op een totempaal geplaatst kunnen worden.

Wolf: Een wolf is een geheimzinnig wezen. Het is een dier dat zelden gezien wordt en ’s nachts toeslaat.

Raaf: Raven staan op een totem vaak bijna bovenaan, hij houdt alles in de gaten en is de bewaker van de totembouwer. Door mens en dier wordt hij gevreesd, wegens zijn grote, sterke snavel.

Adelaar: De adelaar wordt gezien als de sterkste van alle wezens. De adelaar staat bekend om zijn grote scherpe ogen en grote vleugels. Het geluid van deze vleugels doet denken aan de donder, daarom wordt hij ook wel de dondervogel genoemd. \

Bever: De bever staat bekend als een vriendelijk dier, maar er valt niet met hem te spotten. Hij kan zelfs overstromingen veroorzaken.

Beer: De beer zou het vermogen hebben, om in een mens te veranderen. Hij staat symbool voor de geboorte en stelt de vrouw van het opperhoofd voor. Hij staat onderaan op de totempaal.

Muskiet: Dit dier wordt bevreesd door iedereen. De muskiet is in staat de gezondheid aan te tasten door bloed te zuigen. Hij jaagt ’s nachts, net als de wolf.

Totempalen worden vooral gezien als familiewapen. Vroeger werden de steunpilaren van grote houten huizen versierd. Hierin vindt de totempaal zijn oorsprong. Ze worden gemaakt door de Indianen van de Noord-Westkust van Canada.
Volgens de geschiedenis ontstaan totempalen na de eerste contacten met de blanken. De Indianen kregen namelijk metalen gereedschap van hen.

Les 1: Achtergrondinformatie

Hoofdstuk 1: Algemene informatie over de IndianenContact met de blanken en de invloed op toekomstige culturen

Het contact met de blanken kan gezien worden als een grote ramp. Vele Indianen zijn overleden na het in contact komen met de blanke Europeanen. Vele werden als slaven verkocht, anderen werden verdreven uit hun land en er stierven veel Indianen door de vreemde ziektes die de Europeanen met zich mee brachten. De blanken wilden de Indianen bekeren, de kinderen moesten naar school en kregen hier te horen dat hun cultuur en hierbij horende geloof niet deugde.
De Indianen hebben veel invloed gehad op de cultuur van de Europeanen. De Europeanen leerden een aantal producten via de Indianen kennen, zoals tabak, maïs, aardappelen, chocolade, tomaten, vanille, soorten peper en vele soorten bonen.

http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/16247-vroegere-amerikaanse-culturen-de-indianen.html gevonden op 24 november 2008

http://www.biemolt.nl/indianen/geschiedenis.html gevonden op 24 november 2008

http://proto.thinkquest.nl/~klb025/ gevonden op 24 november 2008

Draagbare huizen en het nomadenbestaan

Het woord “tipi” heeft voor de Indianen de volgende betekenis; namelijk “ om in te wonen”. Het waren tenten die snel opgezet en afgebroken konden worden, dit was natuurlijk erg nuttig voor de nomadische indianen die vaak rondtrokken. De achterzijde van de tipi was hoog en stijl en stond vaak aan de westkant en beschermde de bewoners ervan tegen de wind. Aan de oostzijde had de tent een opening, aan deze kant komt de zon op. De tipi’s werden opgebouwd uit drie basispalen en later verstevigd met zo een vijfentwintig steunpalen.
Het tentdoek werd zorgvuldig bewerkt; zo een vijf tot zeven bizonhuiden werden tot leer gemaakt en gerookt, vervolgens werden ze aan elkaar gemaakt met behulp van de spieren van bizons. Om het extra warm in de tipi te maken werd een extra laag aan de binnenkant bevestigd, tussen deze twee lagen werd gras gestopt dat de warmte goed vasthield.
De prairie Indianen zijn nomaden, oftewel zwervers. Het bestaan van de nomaden bestaat uit het rondtrekken met hun kampementen naar aanleiding van de wisselingen van de seizoenen. Ze leven niet in blijvende nederzettingen, maar trekken rond naar gunstige plaatsen om te leven. Ze trekken achter de bizonkuddes aan en trekken naar een beschutte vallei waar het klimaat in de winter wat gunstiger is. Er werd onder andere gejaagd, gevist, voedsel verzameld en voedsel verbouwd om in leven te blijven. Dit waren vooral taken van de mannen, de vrouwen zorgden voor de bereiding van het eten en het maken van kleding en dergelijke.

http://proto.thinkquest.nl/~klb025/ gevonden op 24 november 2008

Vijgen, Theo, Tipi’s, totems en tomahaks, het leven van de Noord-Amerikaanse Indianen, Sun, Nijmegen, 1996

Stammen en groepen

Verspreid over een heel groot en uitgestrekt gebied bevonden zich veel Indianenstammen met ieder hun eigen leefgewoontes en hun eigen taal en dergelijke. Iedere stam had zijn eigen soort kleding, gezichtsbeschilderingen, haardracht en opvattingen. Hierin onderscheidden ze zichzelf van andere stammen. De stammen hadden ieder een stam/opperhoofd met hieronder allerlei genootschappen en verdere stamleden. Er zijn een aantal zeer bekende stammen, voorbeelden hiervan zijn Cherokezen, Cheyenne, Papago en Sioux. Het dorp bestond uit een aantal tipi´s dat overeenkomt met het aantal gezinnen in de stam. Indien kinderen gingen trouwen, verhuisden ze naar een andere tipi met hun partner. Binnen de stam waren mannen die meerdere vrouwen hadden, dit was toegestaan.

http://proto.thinkquest.nl/~klb025/ gevonden op 24 november 2008

Dieren

De bizonhuiden werden niet alleen gebruikt voor het maken van de tipi’s, maar werd ook gebruikt voor het maken van kleding, grondzeilen, dekens, tassen, zakken, verband, riemen, zadels, trommels en speelgoed. Niet alleen het vlees en de huid werd gebruikt, maar ook de botten en horens werden verwerkt tot bijvoorbeeld messen, priemen, pijlpunten, lepels en kopjes. De ingewanden werden verwerkt tot verf en lijm. De schedel werd gebruikt bij religieuze ceremoniën. Van de tanden werden sieraden gemaakt, de darmen werden gebruikt als waterdichte zakken voor het voedsel en de mest diende als brandstof.

Behalve bizons werd er ook gejaagd op herten, beren en arenden. Van de arend werden de snavel, de klauwen en de botten gebruikt tijdens de ceremoniën. Men dacht dat deze voorwerpen magische krachten bezaten, ze werden als medicijn gebruikt. Van de veren werden de bekende verentooien gemaakt.
Wegens omstandigheden is het paard in Noord-Amerika zo een 600.000 jaar geleden uitgestorven, er kwamen pas weer paarden bij de Indianen in de tweede helft van de 17e eeuw toen de blanken naar Amerika kwamen. De wilde paarden werden gevangen en getemd.
De paarden werden vooral gebruikt voor de jacht, doordat de jagers zich nu zo snel voort konden bewegen verlieten zij hun akkers en stortten zich volledig op de jacht. De Indianen konden met hun paarden een veel groter gebied bestrijken om handel te drijven en oorlog te voeren. Paarden werden geschonken of geruild en waren zeer kostbaar. Vaak werd het paard op het graf geofferd indien de eigenaar stierf, zo hoefde de krijger niet te voet door het “Land van de Vele Tipi’s” te dwalen.

Vijgen, Theo, Tipi’s, totems en tomahaks, het leven van de Noord-Amerikaanse Indianen, Sun, Nijmegen, 1996

De namen en de genootschappen

Een Indiaan maakte van zijn geboorte tot zijn dood deel uit van een gemeenschap. De meeste Indianen hadden binnen deze gemeenschap een bepaalde rol die zij vervulden en hadden ieder minstens drie namen. De eerst naam kregen ze bij de geboorte en zei meestal iets over de persoon zelf. Een duidelijk voorbeeld van een kenmerkende naam is “Huilen-Midden-in-de-Nacht”. De geboortenaam werd in de loop van de kindertijd meestal vervangen door een bijnaam die meestal door bijvoorbeeld een speelkameraadje werd gegeven. De namen waren vaak vrij negatief; de namen werden namelijk vaak gegeven als kinderen bijvoorbeeld ruzie hadden of als zij een afwijking hadden. Voorbeelden hiervan zijn: Loopneus, Kromme Benen en Wolfsstaart.
De jongens hadden zelf de kans om nog een extra naam te verdienen, dit kon gebeuren op oorlogspad. Als de jongen goed had gepresteerd, kreeg hij een goed klinkende naam die officieel gegeven werd door het stamhoofd. Vaak zat in de naam iets verwerkt van de kwaliteit van hun gevechtskunst. Een jongen die erg hard kon rennen kreeg bijvoorbeeld de naam “Rennende Bizon” en een jongen die hard sloeg werd bijvoorbeeld “Slaat-Hard” genoemd. Indien iemand slecht had gepresteerd op oorlogspad was dit duidelijk te zien aan de naam die hij gekregen had. Een Indiaan die in zijn verdere leven voor de rest niet opmerkelijk was, hield in feite alleen zijn eerste of zijn eerste twee namen. Opvallend was dat de Indianen zelf nooit hun eigen naam gebruikten, dit omdat dit opgevat zou kunnen worden als opschepperij.
De dappere krijgers waren meestal lid van een genootschap van krijgsbroeders, dit genootschap kan gezien worden als een club of vereniging dat zijn eigen taken, symbolen, kleuren en gebruiken had. Ieder genootschap vervulde zijn eigen taak in de gemeenschap; er was bijvoorbeeld een genootschap dat zorgde voor de ordehandhaving en andere genootschappen zorgden ervoor dat de jacht goed verliep. De leden van de genootschappen zorgden ervoor dat de jonge krijgers opgeleid werden tot ervaren krijgers met veel militaire kennis. Er werd hierbij goed in de gaten gehouden of er vijandelijke stammen in de buurt waren, maar hielden zich ook bezig met het organiseren van feesten en belangrijke plechtigheden in het dorp. Een aantal voorbeelden van genootschappen waren de “vossejongen” “kraaienbezitters” en de “sterke harten”. Een bekend genootschap is het genootschap van de “valse gezichten”. De leden droegen tijdens de rituelen houten maskers en beeldden spookachtige wezens uit die in de nacht door de wouden zwierven en mensen volgens hen konden beheksen en ziek konden maken. Hun doel was om de geesten tot rust te laten komen.
Naar aanleiding van een visioen van een krijger werd een genootschap opgericht, deze krijger bepaalde alles over het genootschap. Hij bepaalde hoeveel leden er toegestaan werden, welke kleding er gedragen werd, welke symbolen er gebruikt werden en aan welke plechtigheden aandacht besteed werd. Hier zie je dus weer duidelijk in terug dat er veel waarde werd gehecht aan de dromen en visioenen van de Indianen. De boodschapper in de droom gaf instructies voor de jacht, voor het beschilderen van de wapenuitrusting en er werd bijvoorbeeld verteld wat er wel en niet gegeten moest worden.
Krijgers wilden graag visioenen krijgen en bereidden zich hier goed op voor. Ze trokken zich terug in de bergen en gingen hier dagen vasten, bidden en pijp roken. De dieren die in de visioenen/dromen voorkwamen vertegenwoordigden ieder een eigen functie, bijvoorbeeld: de beer wist alles van het genezen van ziektes en de wolf wist alles over oorlogvoering.
Het leven van de Indianen wordt bepaald door de beïnvloeding van de zogenaamde `machten`, dit zijn ook wel de geesten van de Indianen. Deze machten bevinden zich in de zon, de maan, de aarde, de lucht, maar ook in planten en ieder dier dat op de vlakte leeft. De Indianen komen met de `machten` in contact door middel van de visioenen, er wordt veel waarde gehecht aan het oordeel van de `machten`.
Om betere dromen te krijgen en dromen eerder te krijgen maken de Indianen gebruik van zelfgemaakte dromenvangers. Deze dromenvangers worden opgehangen en bestaan onder andere ook uit veren die voor de Indianen erg betekenisvol zijn.

http://proto.thinkquest.nl/~klb025/ gevonden op 24 november 2008

Vijgen, Theo, Tipi’s, totems en tomahaks, het leven van de Noord-Amerikaanse Indianen, Sun, Nijmegen, 1996

Medicijnmannen

Medicijnmannen waren aanzienlijke personen die ingehuurd konden worden door individuen in het geval dat er iemand genezen moest worden. De Indianen geloofden dat de medicijnman heel veel kon; hij kon met behulp van ceremoniën zieken genezen, kon de toekomst voorspellen en was in het bezit van bovennatuurlijke krachten waarmee hij over grote afstanden kon communiceren. Binnen iedere stam was er maar een medicijnman die een zware opleiding heeft gevolgd voordat hij officieel medicijnman was. Het was een zware opleiding waarin de jongen een werd met zijn lichaam in een afgelegen gebied waar hij maandenlang verbleef. Het was een zeven jaar durende opleiding met allerlei toetsen over geneeskunde en over hekserij. De medicijnman was in staat met geesten te praten en deed dit tijdens ceremonies.

Rooksignalen:

De Indianen maakten onder andere gebruik van rooksignalen om met anderen te communiceren. Het doel was om snel belangrijke boodschappen over te brengen. Tijdens de jacht werd er bijvoorbeeld op deze manier aangegeven dat er bizons in aantocht waren en tijdens de oorlogvoering werd er aangegeven dat er vijandige krijgers in aantocht waren. Er werd gecommuniceerd met de stam die zich op tegenoverliggende heuvel bevond, tussen deze stammen waren er dus afspraken gemaakt over welke signalen gebruikt werden. Door met doeken of dekens de rook af en toe tegen te houden, ontstonden signalen.

Taal en Cultuur

Doordat er vele mensen met bestaande uit vele stammen naar Amerika trokken, is er een grote hoeveelheid aan verschillende talen te ontdekken. Er waren wel zo een honderd verschillende talen in Noord, Midden en Zuid Amerika, deze verschillende talen zijn onder te verdelen in tien verschillende taalgroepen. De talen binnen de taalgroepen waren aan elkaar verwant. Ze leken of erg op elkaar, of hadden een soortgelijke betekenis. Er werd dus onder andere gecommuniceerd door middel van gesproken taal, maar er werd ook gebruik gemaakt van gebarentaal en rooksignalen als communicatiemiddelen. Er werd nog geen gebruik gemaakt van geschreven taal, om iets vast te leggen werd gebruik gemaakt van het maken van pictogrammen of van beeldschrift.
In heel Amerika waren vele cultuurgebieden te onderscheiden, dit kwam vooral doordat de mensen zich aanpasten aan de omstandigheden van de omgeving. Er zijn veel verschillende cultuurgebieden, doordat de omstandigheden van de omgeving veel kon verschillen. De bewoners van een bepaald cultuurgebied hadden een overeenkomstige levenswijze. Vaak waren er ook nog verschillen onder de cultuurgebieden, dit kwam doordat de inheemse volkeren eigen tradities en gewoontes hadden die afweken van andere volkeren uit hetzelfde cultuurgebied.

http://www.biemolt.nl/indianen/geschiedenis.html gevonden op 24 november 2008

http://proto.thinkquest.nl/~klb025/ gevonden op 24 november 2008

De dans

De Indianen waren ook actief op het gebied van dansen, vooral tijdens de Zonnedans-ceremonie. Deze Zonnedans speelde zich af in de zomer en werd soms door duizenden Indianen bezocht. Tijdens de Zonnedans konden de Indianen een visioen krijgen en werd er direct contact met de Goden gelegd. Dit kon plaatsvinden doordat er heftig gedanst werd en de Indianen aan het vasten waren. De dans werd gehouden in een besloten ruimte; een grote ronde hut die rond een beschilderde paal was gemaakt. Deze paal was gemaakt van een heilige boom. De Indianen hadden het dak van de hut open gelaten.
De Zonnedans was vooral een herhaling van een aantal eenvoudige passen en duurde soms uren of dagen achter elkaar. Er waren geen onderbrekingen om te eten of te drinken, de Indianen vielen op een gegeven ogenblik dan ook op de grond of raakten in trance. Vaak kregen zij als zij in deze staat waren het visioen. Om te laten zien dat zij er totaal voor gingen, pijnigden de Indianen zichzelf. Ze hingen zichzelf op aan haken en zorgden ervoor dat zij altijd naar de zon bleven kijken. Als teken van respect en priesterschap kregen degene die de Zonnedans voltooiden de eer hun handen rood te verven. Zij hadden nu de toestemming om deel te nemen aan alle belangrijke religieuze ceremoniën.
Deze ceremoniën dienden er vooral voor om de jaarlijkse natuurcyclus in stand te houden, regen en zonneschijn waren namelijk erg belangrijk voor hen in verband met het voedsel.

Vijgen, Theo, Tipi’s, totems en tomahaks, het leven van de Noord-Amerikaanse Indianen, Sun, Nijmegen, 1996

De beschilderingen

Vaak werden op de tipi’s dieren zoals beren en stekelvarkens geschilderd. Deze dieren waren namelijk van grote betekenis voor de Indianen. Volgens hen had de beer namelijk genezingskracht voor volwassenen en had een stekelvarken een geneeskrachtige werking op kinderen. De afbeeldingen op de tipi hadden ieder een vaste plaats. Aan de bovenkant werd de hemel afgebeeld en onderaan werd de aarde of werden vaste stamsymbolen afgebeeld. In de ruimte tussen de hemel en de aarde was ruimte om bijvoorbeeld de dieren uit de dromen af te beelden. De schilderingen werden gemaakt door specialisten.

Vijgen, Theo, Tipi’s, totems en tomahaks, het leven van de Noord-Amerikaanse Indianen, Sun, Nijmegen, 1996

Veren

Indianen hechten veel waarde aan veren, ze worden in het haar gedragen en hebben voor iedere groep indianen een andere betekenis. Afhankelijk van welke vogels in het gebied voorkomen, wordt een verentooi samengesteld. Samen vormen deze veren een verentooi die kenmerkend is voor alle Indianen uit een stam. Ook zijn er stamleden die maar een of enkele veren dragen.

http://www.biemolt.nl/indianen/geschiedenis.html gevonden op 24 november 2008