vrijdag 16 januari 2009

Les 1: Achtergrondinformatie

Hoofdstuk 1: Algemene informatie over de IndianenContact met de blanken en de invloed op toekomstige culturen

Het contact met de blanken kan gezien worden als een grote ramp. Vele Indianen zijn overleden na het in contact komen met de blanke Europeanen. Vele werden als slaven verkocht, anderen werden verdreven uit hun land en er stierven veel Indianen door de vreemde ziektes die de Europeanen met zich mee brachten. De blanken wilden de Indianen bekeren, de kinderen moesten naar school en kregen hier te horen dat hun cultuur en hierbij horende geloof niet deugde.
De Indianen hebben veel invloed gehad op de cultuur van de Europeanen. De Europeanen leerden een aantal producten via de Indianen kennen, zoals tabak, maïs, aardappelen, chocolade, tomaten, vanille, soorten peper en vele soorten bonen.

http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/16247-vroegere-amerikaanse-culturen-de-indianen.html gevonden op 24 november 2008

http://www.biemolt.nl/indianen/geschiedenis.html gevonden op 24 november 2008

http://proto.thinkquest.nl/~klb025/ gevonden op 24 november 2008

Draagbare huizen en het nomadenbestaan

Het woord “tipi” heeft voor de Indianen de volgende betekenis; namelijk “ om in te wonen”. Het waren tenten die snel opgezet en afgebroken konden worden, dit was natuurlijk erg nuttig voor de nomadische indianen die vaak rondtrokken. De achterzijde van de tipi was hoog en stijl en stond vaak aan de westkant en beschermde de bewoners ervan tegen de wind. Aan de oostzijde had de tent een opening, aan deze kant komt de zon op. De tipi’s werden opgebouwd uit drie basispalen en later verstevigd met zo een vijfentwintig steunpalen.
Het tentdoek werd zorgvuldig bewerkt; zo een vijf tot zeven bizonhuiden werden tot leer gemaakt en gerookt, vervolgens werden ze aan elkaar gemaakt met behulp van de spieren van bizons. Om het extra warm in de tipi te maken werd een extra laag aan de binnenkant bevestigd, tussen deze twee lagen werd gras gestopt dat de warmte goed vasthield.
De prairie Indianen zijn nomaden, oftewel zwervers. Het bestaan van de nomaden bestaat uit het rondtrekken met hun kampementen naar aanleiding van de wisselingen van de seizoenen. Ze leven niet in blijvende nederzettingen, maar trekken rond naar gunstige plaatsen om te leven. Ze trekken achter de bizonkuddes aan en trekken naar een beschutte vallei waar het klimaat in de winter wat gunstiger is. Er werd onder andere gejaagd, gevist, voedsel verzameld en voedsel verbouwd om in leven te blijven. Dit waren vooral taken van de mannen, de vrouwen zorgden voor de bereiding van het eten en het maken van kleding en dergelijke.

http://proto.thinkquest.nl/~klb025/ gevonden op 24 november 2008

Vijgen, Theo, Tipi’s, totems en tomahaks, het leven van de Noord-Amerikaanse Indianen, Sun, Nijmegen, 1996

Stammen en groepen

Verspreid over een heel groot en uitgestrekt gebied bevonden zich veel Indianenstammen met ieder hun eigen leefgewoontes en hun eigen taal en dergelijke. Iedere stam had zijn eigen soort kleding, gezichtsbeschilderingen, haardracht en opvattingen. Hierin onderscheidden ze zichzelf van andere stammen. De stammen hadden ieder een stam/opperhoofd met hieronder allerlei genootschappen en verdere stamleden. Er zijn een aantal zeer bekende stammen, voorbeelden hiervan zijn Cherokezen, Cheyenne, Papago en Sioux. Het dorp bestond uit een aantal tipi´s dat overeenkomt met het aantal gezinnen in de stam. Indien kinderen gingen trouwen, verhuisden ze naar een andere tipi met hun partner. Binnen de stam waren mannen die meerdere vrouwen hadden, dit was toegestaan.

http://proto.thinkquest.nl/~klb025/ gevonden op 24 november 2008

Dieren

De bizonhuiden werden niet alleen gebruikt voor het maken van de tipi’s, maar werd ook gebruikt voor het maken van kleding, grondzeilen, dekens, tassen, zakken, verband, riemen, zadels, trommels en speelgoed. Niet alleen het vlees en de huid werd gebruikt, maar ook de botten en horens werden verwerkt tot bijvoorbeeld messen, priemen, pijlpunten, lepels en kopjes. De ingewanden werden verwerkt tot verf en lijm. De schedel werd gebruikt bij religieuze ceremoniën. Van de tanden werden sieraden gemaakt, de darmen werden gebruikt als waterdichte zakken voor het voedsel en de mest diende als brandstof.

Behalve bizons werd er ook gejaagd op herten, beren en arenden. Van de arend werden de snavel, de klauwen en de botten gebruikt tijdens de ceremoniën. Men dacht dat deze voorwerpen magische krachten bezaten, ze werden als medicijn gebruikt. Van de veren werden de bekende verentooien gemaakt.
Wegens omstandigheden is het paard in Noord-Amerika zo een 600.000 jaar geleden uitgestorven, er kwamen pas weer paarden bij de Indianen in de tweede helft van de 17e eeuw toen de blanken naar Amerika kwamen. De wilde paarden werden gevangen en getemd.
De paarden werden vooral gebruikt voor de jacht, doordat de jagers zich nu zo snel voort konden bewegen verlieten zij hun akkers en stortten zich volledig op de jacht. De Indianen konden met hun paarden een veel groter gebied bestrijken om handel te drijven en oorlog te voeren. Paarden werden geschonken of geruild en waren zeer kostbaar. Vaak werd het paard op het graf geofferd indien de eigenaar stierf, zo hoefde de krijger niet te voet door het “Land van de Vele Tipi’s” te dwalen.

Vijgen, Theo, Tipi’s, totems en tomahaks, het leven van de Noord-Amerikaanse Indianen, Sun, Nijmegen, 1996

De namen en de genootschappen

Een Indiaan maakte van zijn geboorte tot zijn dood deel uit van een gemeenschap. De meeste Indianen hadden binnen deze gemeenschap een bepaalde rol die zij vervulden en hadden ieder minstens drie namen. De eerst naam kregen ze bij de geboorte en zei meestal iets over de persoon zelf. Een duidelijk voorbeeld van een kenmerkende naam is “Huilen-Midden-in-de-Nacht”. De geboortenaam werd in de loop van de kindertijd meestal vervangen door een bijnaam die meestal door bijvoorbeeld een speelkameraadje werd gegeven. De namen waren vaak vrij negatief; de namen werden namelijk vaak gegeven als kinderen bijvoorbeeld ruzie hadden of als zij een afwijking hadden. Voorbeelden hiervan zijn: Loopneus, Kromme Benen en Wolfsstaart.
De jongens hadden zelf de kans om nog een extra naam te verdienen, dit kon gebeuren op oorlogspad. Als de jongen goed had gepresteerd, kreeg hij een goed klinkende naam die officieel gegeven werd door het stamhoofd. Vaak zat in de naam iets verwerkt van de kwaliteit van hun gevechtskunst. Een jongen die erg hard kon rennen kreeg bijvoorbeeld de naam “Rennende Bizon” en een jongen die hard sloeg werd bijvoorbeeld “Slaat-Hard” genoemd. Indien iemand slecht had gepresteerd op oorlogspad was dit duidelijk te zien aan de naam die hij gekregen had. Een Indiaan die in zijn verdere leven voor de rest niet opmerkelijk was, hield in feite alleen zijn eerste of zijn eerste twee namen. Opvallend was dat de Indianen zelf nooit hun eigen naam gebruikten, dit omdat dit opgevat zou kunnen worden als opschepperij.
De dappere krijgers waren meestal lid van een genootschap van krijgsbroeders, dit genootschap kan gezien worden als een club of vereniging dat zijn eigen taken, symbolen, kleuren en gebruiken had. Ieder genootschap vervulde zijn eigen taak in de gemeenschap; er was bijvoorbeeld een genootschap dat zorgde voor de ordehandhaving en andere genootschappen zorgden ervoor dat de jacht goed verliep. De leden van de genootschappen zorgden ervoor dat de jonge krijgers opgeleid werden tot ervaren krijgers met veel militaire kennis. Er werd hierbij goed in de gaten gehouden of er vijandelijke stammen in de buurt waren, maar hielden zich ook bezig met het organiseren van feesten en belangrijke plechtigheden in het dorp. Een aantal voorbeelden van genootschappen waren de “vossejongen” “kraaienbezitters” en de “sterke harten”. Een bekend genootschap is het genootschap van de “valse gezichten”. De leden droegen tijdens de rituelen houten maskers en beeldden spookachtige wezens uit die in de nacht door de wouden zwierven en mensen volgens hen konden beheksen en ziek konden maken. Hun doel was om de geesten tot rust te laten komen.
Naar aanleiding van een visioen van een krijger werd een genootschap opgericht, deze krijger bepaalde alles over het genootschap. Hij bepaalde hoeveel leden er toegestaan werden, welke kleding er gedragen werd, welke symbolen er gebruikt werden en aan welke plechtigheden aandacht besteed werd. Hier zie je dus weer duidelijk in terug dat er veel waarde werd gehecht aan de dromen en visioenen van de Indianen. De boodschapper in de droom gaf instructies voor de jacht, voor het beschilderen van de wapenuitrusting en er werd bijvoorbeeld verteld wat er wel en niet gegeten moest worden.
Krijgers wilden graag visioenen krijgen en bereidden zich hier goed op voor. Ze trokken zich terug in de bergen en gingen hier dagen vasten, bidden en pijp roken. De dieren die in de visioenen/dromen voorkwamen vertegenwoordigden ieder een eigen functie, bijvoorbeeld: de beer wist alles van het genezen van ziektes en de wolf wist alles over oorlogvoering.
Het leven van de Indianen wordt bepaald door de beïnvloeding van de zogenaamde `machten`, dit zijn ook wel de geesten van de Indianen. Deze machten bevinden zich in de zon, de maan, de aarde, de lucht, maar ook in planten en ieder dier dat op de vlakte leeft. De Indianen komen met de `machten` in contact door middel van de visioenen, er wordt veel waarde gehecht aan het oordeel van de `machten`.
Om betere dromen te krijgen en dromen eerder te krijgen maken de Indianen gebruik van zelfgemaakte dromenvangers. Deze dromenvangers worden opgehangen en bestaan onder andere ook uit veren die voor de Indianen erg betekenisvol zijn.

http://proto.thinkquest.nl/~klb025/ gevonden op 24 november 2008

Vijgen, Theo, Tipi’s, totems en tomahaks, het leven van de Noord-Amerikaanse Indianen, Sun, Nijmegen, 1996

Medicijnmannen

Medicijnmannen waren aanzienlijke personen die ingehuurd konden worden door individuen in het geval dat er iemand genezen moest worden. De Indianen geloofden dat de medicijnman heel veel kon; hij kon met behulp van ceremoniën zieken genezen, kon de toekomst voorspellen en was in het bezit van bovennatuurlijke krachten waarmee hij over grote afstanden kon communiceren. Binnen iedere stam was er maar een medicijnman die een zware opleiding heeft gevolgd voordat hij officieel medicijnman was. Het was een zware opleiding waarin de jongen een werd met zijn lichaam in een afgelegen gebied waar hij maandenlang verbleef. Het was een zeven jaar durende opleiding met allerlei toetsen over geneeskunde en over hekserij. De medicijnman was in staat met geesten te praten en deed dit tijdens ceremonies.

Rooksignalen:

De Indianen maakten onder andere gebruik van rooksignalen om met anderen te communiceren. Het doel was om snel belangrijke boodschappen over te brengen. Tijdens de jacht werd er bijvoorbeeld op deze manier aangegeven dat er bizons in aantocht waren en tijdens de oorlogvoering werd er aangegeven dat er vijandige krijgers in aantocht waren. Er werd gecommuniceerd met de stam die zich op tegenoverliggende heuvel bevond, tussen deze stammen waren er dus afspraken gemaakt over welke signalen gebruikt werden. Door met doeken of dekens de rook af en toe tegen te houden, ontstonden signalen.

Taal en Cultuur

Doordat er vele mensen met bestaande uit vele stammen naar Amerika trokken, is er een grote hoeveelheid aan verschillende talen te ontdekken. Er waren wel zo een honderd verschillende talen in Noord, Midden en Zuid Amerika, deze verschillende talen zijn onder te verdelen in tien verschillende taalgroepen. De talen binnen de taalgroepen waren aan elkaar verwant. Ze leken of erg op elkaar, of hadden een soortgelijke betekenis. Er werd dus onder andere gecommuniceerd door middel van gesproken taal, maar er werd ook gebruik gemaakt van gebarentaal en rooksignalen als communicatiemiddelen. Er werd nog geen gebruik gemaakt van geschreven taal, om iets vast te leggen werd gebruik gemaakt van het maken van pictogrammen of van beeldschrift.
In heel Amerika waren vele cultuurgebieden te onderscheiden, dit kwam vooral doordat de mensen zich aanpasten aan de omstandigheden van de omgeving. Er zijn veel verschillende cultuurgebieden, doordat de omstandigheden van de omgeving veel kon verschillen. De bewoners van een bepaald cultuurgebied hadden een overeenkomstige levenswijze. Vaak waren er ook nog verschillen onder de cultuurgebieden, dit kwam doordat de inheemse volkeren eigen tradities en gewoontes hadden die afweken van andere volkeren uit hetzelfde cultuurgebied.

http://www.biemolt.nl/indianen/geschiedenis.html gevonden op 24 november 2008

http://proto.thinkquest.nl/~klb025/ gevonden op 24 november 2008

De dans

De Indianen waren ook actief op het gebied van dansen, vooral tijdens de Zonnedans-ceremonie. Deze Zonnedans speelde zich af in de zomer en werd soms door duizenden Indianen bezocht. Tijdens de Zonnedans konden de Indianen een visioen krijgen en werd er direct contact met de Goden gelegd. Dit kon plaatsvinden doordat er heftig gedanst werd en de Indianen aan het vasten waren. De dans werd gehouden in een besloten ruimte; een grote ronde hut die rond een beschilderde paal was gemaakt. Deze paal was gemaakt van een heilige boom. De Indianen hadden het dak van de hut open gelaten.
De Zonnedans was vooral een herhaling van een aantal eenvoudige passen en duurde soms uren of dagen achter elkaar. Er waren geen onderbrekingen om te eten of te drinken, de Indianen vielen op een gegeven ogenblik dan ook op de grond of raakten in trance. Vaak kregen zij als zij in deze staat waren het visioen. Om te laten zien dat zij er totaal voor gingen, pijnigden de Indianen zichzelf. Ze hingen zichzelf op aan haken en zorgden ervoor dat zij altijd naar de zon bleven kijken. Als teken van respect en priesterschap kregen degene die de Zonnedans voltooiden de eer hun handen rood te verven. Zij hadden nu de toestemming om deel te nemen aan alle belangrijke religieuze ceremoniën.
Deze ceremoniën dienden er vooral voor om de jaarlijkse natuurcyclus in stand te houden, regen en zonneschijn waren namelijk erg belangrijk voor hen in verband met het voedsel.

Vijgen, Theo, Tipi’s, totems en tomahaks, het leven van de Noord-Amerikaanse Indianen, Sun, Nijmegen, 1996

De beschilderingen

Vaak werden op de tipi’s dieren zoals beren en stekelvarkens geschilderd. Deze dieren waren namelijk van grote betekenis voor de Indianen. Volgens hen had de beer namelijk genezingskracht voor volwassenen en had een stekelvarken een geneeskrachtige werking op kinderen. De afbeeldingen op de tipi hadden ieder een vaste plaats. Aan de bovenkant werd de hemel afgebeeld en onderaan werd de aarde of werden vaste stamsymbolen afgebeeld. In de ruimte tussen de hemel en de aarde was ruimte om bijvoorbeeld de dieren uit de dromen af te beelden. De schilderingen werden gemaakt door specialisten.

Vijgen, Theo, Tipi’s, totems en tomahaks, het leven van de Noord-Amerikaanse Indianen, Sun, Nijmegen, 1996

Veren

Indianen hechten veel waarde aan veren, ze worden in het haar gedragen en hebben voor iedere groep indianen een andere betekenis. Afhankelijk van welke vogels in het gebied voorkomen, wordt een verentooi samengesteld. Samen vormen deze veren een verentooi die kenmerkend is voor alle Indianen uit een stam. Ook zijn er stamleden die maar een of enkele veren dragen.

http://www.biemolt.nl/indianen/geschiedenis.html gevonden op 24 november 2008

Geen opmerkingen: