vrijdag 16 januari 2009

Les 3: Achtergrondinformatie

Hoofdstuk 3: Dagelijks leven van de indianen:
Indianen leven in tipi’s. Tipi heeft voor de Indianen de volgende betekenis: ‘om in te wonen’. Omdat Indianen veel verhuisde van woonplaats, zij trokken namelijk veel rond, moesten de tenten snel afgebroken worden en moesten zij ook weer snel opgezet kunnen worden. Aan de achterkant van de tipi was het vaak hoog en stijl. Op die manier kon de tipi zo geplaatst worden dat deze de Indianen kon beschermen tegen de wind. De achterkant stond dan ook aan de westkant, want daar kwam de wind vandaan. Aan de oostkant had de tipi de opening. In het Oosten kwam immers de zon op. Een tipi bestond uit 3 basispalen en later werden deze verstevigd met 25 steunpalen.
Het tentdoek werd gemaakt van bizonhuiden. Er werden ongeveer 5 tot 7 bizonhuiden gebruikt. Deze bizonhuiden werden tot leer gemaakt en gerookt. Wanneer dit was gedaan, werden de huiden aan elkaar gemaakt met behulp van de spieren van de bizons. Het tentdoek werd zo zorgvuldig bewerkt voordat het gebruikt kon worden. Om te zorgen voor extra warmte werd er een extra laag aan de binnenkant van de tipi bevestigd. Tussen deze laag en de buitenlaag werd gras gestopt. Dit houdt de warmte goed vast.

Bij feesten droegen de Indianen vaak kledingstukken die een betekenis met zich meedroegen. Er werd op verschillende manieren aan kleding gekomen. Het werd zelf gemaakt of er werden kledingstukken geruild. Een krijger had dan niet alleen zelfgemaakt kleding door de stam, maar ook kleding die hij had gekregen door het ruilen.
Sommige kledingstukken werden bij openbare of ceremoniële gelegenheden gedragen. Een hertleren tenue is gemaakt van 2 hertenhuiden. Een voorkant en een rugkant wel te verstaan en met daarop een extra lap voor het schouderstuk. Het kledingstuk krijgt dan veel franjes en kwasten. Op het schouderstuk zie je veel versieringen met kralen. De tenue was bedoeld om de rijkdom van de familie en de vakbekwaamheid van de kleermaker weer te geven. Het was dan ook versierd met symbolen die op de draagster of haar familie betrekking hadden.
Schoenen werden door de Sioux, die woonden op de Prairie, gemaakt van 2 stukken bizonhuid. 1 stuk bizonhuid voor de zool en 1 stuk bizonhuid voor de bovenkant. Deze 2 stukken werden aan elkaar genaaid. De Blackfeet maakten deze schoenen van 1 stuk leer. Zij vouwden dit stuk leer om naar boven en naaide dan de bovenkant dicht. De vormen en de kleuren van het kralenwerk werden bedoeld om zo de drager in harmonie met de natuur de brengen. Deze schoenen werden Mosassins genoemd.
Veren zijn voor veel Indianen erg belangrijk. Het gebruik verschilt ook per stam. Iedere groep draagt de veren anders in het haar en voor iedere groep heeft dit een andere betekenis. Er gaan verschillende veren in de tooi. Er wordt dan gekeken naar het gebied waar de vogels vandaan komen.
Niet alle Indianen droegen hetzelfde. Er wordt veel gedacht aan jasjes met franjes, veren hoofdtooien en vlechten. Maar niet alle Indianen droegen dit ook daadwerkelijk. Dit is de kledingdracht van de zomer van sommige stammen van de Prairie. Wat voor kleding er dan wel gedragen werd, was afhankelijk van de manier waarop de Indianen leefden en waar de Indianen leefden. Net als alles in het leven van de Indianen dat daarvan afhing. Het was ook erg verschillend of de Indianen warme of wat frissere kleding nodig hadden.
Er waren ook veel stammen die nogal schaars gekleed waren en zich versierden met tatoeages.
Een Zuni –vrouw uit het Zuidwesten droeg een grof wollen manta over een katoenen blouse. De Indianen maakten gebruik van de materialen die veelvuldig voorkwamen in het gebied waar ze woonden. Er werden de ene keer hertenhuiden gebruikt, ergens anders werden er weer konijnenhuiden gebruikt enz. Er is zelfs een deken gevonden die van 600 muizenhuiden was gemaakt.

De oorlogstooi is gemaakt van adelaarsveren. Aan de toppen zit paardenhaar en deze zijn vastgemaakt aan een leren schedelkap. Ook de tooi is weer versierd met kralen, stukjes rood doek en bontkwasten. Dit soort versieringen zul je erg veel terug zien bij de Indianen. De Indianen sneden en verfden de veren op verschillende manieren om anderen hun wapenfeiten te kunnen tonen. De oorlogstooi werd uitsluitend gedragen bij belangrijke ceremoniële gebeurtenissen. Krijgers bewezen hun moed door de veren van deze trotse, sterke dieren te verzamelen.

Ook zie je bij de Indianen veel soorten sieraden terug. Je ziet bijvoorbeeld halssnoeren, armbanden, ringen, sjerpen, bandelieren en borstplaten. De Indianen beschilderden hun gezicht en lichaam en veel van hen hadden ook tatoeages. Er werd dan ook wel eens gezegd dat de tatoeages rimpelvorming op latere leeftijd kon verminderen of zelfs kon voorkomen.

Haarstijl en haarversierselen waren een belangrijk middel om er anders uit te zien dan de anderen. Maar de haarstijl en de haarversierselen moest wel voldoen aan de tradities van de stam. Er waren groepen die hun haar insmeerden met modder en vormden dit als klei tot allerlei vormen. Ook waren er veel krijgers die hun hoofd juist kaal scheerden. Op die manier hoopten zij dat zij er onverschrokken en bedreigend uit konden zien. Soms bonden de Indianen een stijf bijeengebonden bosje haar van een dier midden op hun hoofd.

De hoofddeksels werden door veel stammen gemaakt. Ze werden gemaakt van materialen die ze om zich heen in de natuur vonden. De Indianen in Californië weefden zonnehoeden van rietsoorten versieren deze dan met papavers. Aan de noordwestkust weefde de vrouwen hoeden van berkenbarst. De stammen die veelal in de bossen leefden, droegen hoofdbanden gemaakt van bont of van huiden van dieren. Of ze droegen tulbandachtige sjerpen van plantenvezels.

De Indianen maakten ook gebruik van rooksignalen om met anderen te kunnen communiceren. Het doel was om zo snel mogelijk belangrijke boodschappen over te brengen. Tijdens de jacht werd er bijvoorbeeld aangegeven dat er bizons in aantocht waren en tijdens de oorlogvoering werd er aangegeven dat er vijandige krijgers in aantocht waren. Er werd dan gecommuniceerd met de stam die zich op tegenoverliggende heuvel bevond, tussen deze stammen waren er dus afspraken gemaakt over welke signalen gebruik werden. Door met doeken de rook af en toe tegen te houden, ontstonden er rooksignalen.

Geen opmerkingen: